Eerder deze week ontving ik al foto’s uit de drukkerij. Daar lag een stapel omslagen van mijn boek. Kijk, daar werden de pagina’s geraapt. Wat veel pagina’s! En daar liep het ene na het andere boek van de band af. Het werd een indrukwekkende stapel. Toch kwam het mailtje van mijn redacteur nog als een verrassing. ‘Goed nieuws, morgen wordt je boek op de uitgeverij bezorgd. Kom je het halen?’
Natuurlijk kom ik het halen. Samen met man Gijs fiets ik naar de uitgeverij. De zon schijnt uitbundig, het is juichend wintersportweer. Gijs is een beetje zenuwachtig, zegt hij. Ik weet niet wat ik ben. Blij? Opgewonden? Ook zenuwachtig, afgaand op de lichtelijke misselijkheid. Misschien durf ik niet te geloven dat het boek er echt is. Ook heb ik angst dat de wereld mijn boek zal negeren. Hoezeer media al weken het belang van boeken tijdens de lockdown benadrukken, er mag nog steeds geen mens de boekwinkel in. Misschien heeft niemand zin in een verhaal over stress, en burn-out, en depressie. Het leven is nu al ingewikkeld genoeg. Aan de buitenkant van het boek kun je ook niet zien dat er tussen de tranen door veel wordt gelachen. Daar heb ik mijn best op gedaan: het is de kunst om de sneeuwklokjes onder het ijs op te merken.
Mijn redacteur Marcella straalt, mijn oud-collega is lovend over wat ik schreef. Daar is het dan, mijn boek. Ik bekijk de voorkant, de achterkant, de lucifertjes onder de hoofdstukken. Tien vingers, tien tenen. Zoveel mensen deden hun best erop: de vormgever, Marcella, de correctoren. Het formaat is mooi, het omslag chique, op de binnenflap staan aanbevelingen van mijn vroegere baas Paul Witteman en psychiater Vinkers, die verstand heeft van stress. Op de andere flap kijkt mijzelf mij aan.
Het is volbracht, ik kan er niets meer aan doen. Al ontdek ik ondanks alle correctierondes, ongelooflijk, meteen een foutje. Nu is het dus aan jullie, de lezers, zodat ik die fout in de tweede druk kan corrigeren. Op naar de boekhandel!