Afgelopen week stroomden er opeens weer lezersreacties binnen op mijn tijdlijnen en postbussen. Alsof tientallen mensen de feestdagen en de lockdown hadden benut om ‘Naar omstandigheden nogal slecht’ te lezen. Toen mijn boek een jaar geleden verscheen werd ik totaal overrompeld door lezersreacties. De publieke aandacht voor mijn boek was al fijn en eervol, maar het meest raakten me de mails en posts van lezers. Die waren zonder uitzondering vriendelijk en complimenteus, maar dat was niet wat me raakte.
Wat me raakte was de eenzaamheid. Artsen, office managers, moeders, vaders, docenten, studenten en kunstenaars schreven me hoe alleen ze zich, soms al jaren, voelden. Hoe fijn het was om te ontdekken dat iemand anders het ook moeilijk vond om ’s ochtends het dekbed om te slaan. Ze schreven dat ze iets herkenden, hadden geleerd, dat ze om zichzelf en de ziekte hadden gelachen. Dat ze het in een ruk hadden uitgelezen. Maar ook dat ze de moeite die het kost om te genezen van een burnout en/of depressie bijna nooit met de omgeving deelden.
Al die berichten raken me, maar ze spijten me ook. Net zoals het me spijt dat iedereen elkaar napraat over het taboe rond mentale gezondheid. Maar ik denk: dat taboe zijn wij! Het hoeft geen taboe te zijn. Zelf heb ik mijn burnout en depressie nooit verzwegen. Als ik een lichamelijke ziekte had gekregen had ik dat ook verteld, dus waarom nu niet? Er kwam echt wel eens een onhandige opmerking terug, maar gelukkig waren de meeste reacties heel meelevend. En dat helpt.
Al is het maar dat een vriendin tijdens een feestje vervolgens vraagt: trek je het wel, al dat geluid?
Je bent niet de enige, je bent niet alleen. Dat weet ik uit mijn mailbox. Dus praat en deel. Je bent niet alleen, je bent niet de enige.